Waarom onbetaalde arbeid voor leefloners kortzichtig en onterecht is

(door Netwerk tegen Armoede op 19/11/2013)
De Antwerpse OCMW-voorzitter Liesbeth Homans (N-VA) wil mensen die een leefloon trekken, verplicht aan het werk zetten als tegenprestatie voor het geld dat ze van de staat ontvangen. Wie weigert, moet volgens Homans zijn uitkering verliezen. Volgens haar komt 95 % van de leefloners in aanmerking voor een job. Dat schrijven Gazet Van Antwerpen en Het Belang van Limburg. Monica De Coninck, federaal minister van Werk, veefde in De Ochtend op Radio 1 het voorstel al van tafel. Terecht, volgens het Netwerk tegen Armoede. Leefloners verplichten om onbetaalde arbeid te leveren, als tegenprestatie voor een leefloon is kortzichtig en onrechtvaardig.
Ten eerste laat het pleidooi van Homans uitschijnen dat leefloners tot op heden niet geactiveerd worden. Dat klopt niet. Sinds 2002, met de wet op het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) zetten de meeste OCMW’s maximaal in op activering. Artikel 60 &7 is daarbij een vele gebruikte maatregel om leefloners voor een jaar tot 18maanden te werk te stellen, met daarbij de nodige begeleiding en opleiding. De RMI-wet is bovendien niet vrijblijvend, iedereen die geacht wordt te kunnen werken, moet zijn werkbereidheid aantonen bij het OCMW. Zoniet, kunnen OCMW-cliënten geschrapt worden van hun leefloon.
Homans pleit echter om nog een stapje verder te gaan. Zij wil leefloners verplicht ‘onbetaalde’ arbeid laten uitvoeren. Wie weigert, verliest zijn leefloon. In het kader van de recente besparingen bij Antwerpen-stad en het snoeien in het personeelsbestand, begrijpen we het voorstel van de Antwerpse OCMW-voorzitter. Schrap in het personeelsbestand van de groendienst, poetsdienst, afvaldienst, keuken, … en zet er leefloners op. Een goedkoop alternatief en het werk blijft gedaan. De ene ziet zijn job verdwijnen, de andere krijgt werk maar krijgt geen loon, bouwt geen rechten op voor een werkloosheidsuitkering, een pensioen, wordt niet beschermd, … De leefloner blijft dus vastzitten in het leefloon.
Daarbij moet ook de kanttekening geplaatst worden, dat niet alle leefloners te activeren zijn naar werk. Onder de leefloners zijn veel zieken, invaliden, thuislozen, ouderen, analfabeten, … die zo ver vewijderd zijn van de arbeidsmarkt, dat een job (voor een langere tijd of voorgoed) uitgesloten is. Het leefloon is voor hen hun laatste vangnet. Maar zelfs de leefloners die door het OCMW succesvol artikel 60 afmaken, die bewezen hebben te kunnen werken, blijken nadien nog altijd moeilijk door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Hun afstand tot de arbeidsmarkt blijft, ondanks intensieve begeleiding, te hoog of misschien vanuit een ander perspectief gezien, de arbeidsmarkt is te veeleisend. De overtuiging dus van Homans dat 95 % van de leefloners aan het werk kan gezet worden, is dwaas, …
Of lasterlijk ten aanzien van mensen met een leefloon. Telkens opnieuw wekt Homans in haar communicatie de indruk dat mensen met een leefloon niet willen werken, dat ze niets doen, dat ze profiteren. Zeer veel mensen met een leefloon willen hun situatie verbeteren, vaak is het geen kwestie van niet willen, maar niet kunnen. De eisen op de arbeidsmarkt zijn hoog, velen vallen uit de boot. Het leefloon is trouwens op zich veel te laag om mensen te vrijwaren van armoede, marginaliteit, … Met 817 euro per maand voor een alleenstaande duikt het ver onder de Europese armoedegrens.
Toch blijven, ondanks dit onrecht op de arbeidsmarkt en het gebrek aan inkomensbescherming, heel wat leefloners zich actief inzetten, via vrijwilligerswerk in het verenigingsleven, via PWA, via LETS-krijgen, … Anderen dragen zorg voor familieleden, kinderen, ouders, … Wanneer worden eens deze zinvolle en nuttige activiteiten die leefloners wel doen onder de aandacht gebracht?
Tot slot stelt Homans: “Het werkt in Nederland, dus moet het ook bij ons kunnen.” Ook hier gaat Homans kort door de bocht. Zo leren we uit het Zwartboek ‘Werken in de bijstand’ van het FNV dat er tal van wantoestanden zijn voor de Nederlandse leefloners die werken in de bijstand. Klachten zijn de slechte arbeidsomstandigheden en het gebrek aan arbeidsbescherming (want officieel is het geen arbeid), het gebrek aan perspectief op een betaalde job (de werkervaring is niet relevant en slorpt tijd op ten koste van de zoektocht naar betaald werk). Het werken gebeurt ver onder het minimumloon, waardoor er ook verdringng ontstaat met bestaande arbeidskrachten. Daarbij zijn er zelfs situaties van bijstanders die eerst een betaalde baan hadden en na ontslag hetzelfde werk moesten, maar dan in ruil voor een uitkering, … Is dit de weg waar we naartoe willen?
Conclusie: OCMW’s hebben verschillende vormen van dienstverlening en instrumenten die burgers op weg moeten helpen naar maatschappelijke integratie en een menswaardig leven. Leefloners die kunnen werken, worden daarbij ten volle geactiveerd naar een job. (Activeren naar) werk blijkt voor een grote groep leeflonders echter niet een oplossing te vormen, het Netwerk tegen Armoede ziet niet in waarom onbetaald werk dat dan wel zou zijn. Bovendien vormt het leefloon voor burgers, voor wie het recht op betaalde arbeid niet gegarandeerd kan worden, het allerlaatste vangnet. Dit koppelen aan een plicht tot onbetaalde arbeid (zonder verloning, arbeidscontract, bescherming, rechtenopbouw, …) is simpelweg laag bij de grond.